Van kerkmis tot kermis

27 oktober 2009 om 00:00 Nieuws

Maar waar komt kermis eigenlijk vandaan? Voor de reformatie had elke kerk een schutspatroon, een beschermer tegen ongeluk. De inwijdingmis van de kerk was hierbij erg belangrijk, deze werd al snel kerkmis genoemd. Jaarlijks keerde het feest van de schutspatroon terug en kerkmis verbasterde al snel tot kermis. Het feest had een aantrekkingskracht op vele mensen en ging gepaard met eten en drinken. Het vermaak bleef hierbij niet achter en de kermis was al snel het toneel voor muzikanten, goochelaars, narren, kwakzalvers, waarzegsters én natuurlijk handelaars. Gorinchem heeft eveneens een schutspatroon nl. St. Maarten wiens feestdag 11 november valt. Zo komt Gorcum aan de traditie van een late najaarkermis. Naast de kerkelijke oorsprong ontstonden kermissen ook tijdens jaarmarkten. Handelaren en kermisgasten kwamen bij elkaar en vermaakten de mensen voor geld.

GORINCHEM - In 1809 schrijft de 14-jarige Isaac Nijhoff aan zijn ouders dat er na de kermis een kind vermist wordt. De Gorcumers vermoeden dat het kind meegenomen is door koordendansers. In de kermisweek van 1869 laten slechts 105 van de 264 leerlingen zo af en toe hun gezicht op school zien. In 1906 lezen we in de krant: “Deze kermis is voor Gorcum van veel meer belang dan voor eenige andere plaats, daar in die week ook de groote markten worden gehouden, die eene Europeesche vermaardheid verkregen hebben. Kooplieden uit alle landen komen onze veste bezoeken. Tonnen gouds worden verhandeld en groote sommen vloeien in den buidel van menig stedeling. Kan hij ooit beter kermis vieren, dan nu, met zo’n volle beurs.” Winstbejag, vermissing en schoolverzuim. De eeuwenoude kermis lijkt zo niet het meest onschuldige volksvermaak dat we kennen. Door Allow Frings

Zo´n jaarlijks kermisfeest, waarvoor velen maanden spaarden, was een eeuw geleden voor vele Gorcumers en mensen uit de omtrek een uitlaat en een van de weinige mogelijkheden om de sleur van het leven te doorbreken. Carrousel, glijbaan, hippodroom, luchtschommel, wassenbeeldenspel, glaasjesspel enz., stonden in het middelpunt van de belangstelling en series poffertjeskramen konden de drukte niet verwerken.

In 1925 brak men met de najaarstraditie en werd de voorkeur gegeven aan een zomerkermis. Deze werd gehouden in september van maandag tot en met zaterdag in de week waarin de jaarlijkse paardenmarkt viel. In 1931 werd voorgesteld om de kermis maar helemaal af te schaffen. In economisch zware tijden vond men dit beter ondanks dat de gemeente hierdoor staangeld en vermakelijkheidsbelasting misliep. De redenering was dat als er geen geld over de balk gesmeten werd er uiteindelijk een veel groter bedrag in de gemeente bleef. Volgens sommigen mocht de overheid niet stimuleren tot geld uitgeven voor een vermakelijkheid. Het wegvallen van kermis zou voor velen, volgens raadslid Schelling, in ieder geval geen gemis van genot betekenen. Het raadslid Van Tilburg zei dat de rooms-katholieken kermis niet om principiële reden zouden afschaffen. Hij vond het vooral geld weggooien omdat er andere alternatieven voor ontspanning waren zoals de radio en de sport. Het voorstel werd ondanks bezwaren toch aangenomen en de (zomer)kermis werd afgeschaft. Na protesten van De Nederlandsche Bond van koffiehuis-, sociëteit, café- en restauranthouders en slijters besloot de raad om de kermis in 1932 weer in te voeren. Deze zou plaatsvinden op de 1e maandag na St. Maarten tot en met de daaropvolgende zaterdag. Zo was Gorinchem hooguit een paar maanden ‘kermisloos’ geweest. Tegen het opnieuw invoeren van de kermis protesteerde de kerkenraad van de Nederlandse Hervormde Gemeente. Ze vonden dat de overheid in deze tijden alles moest doen om de geestelijke en zedelijke opbouw te bevorderen. Volgens de kerkenraad behoorde kermis daar niet toe.

Een oudere Gorcumer vertelde (in 1985) over de aard van de kermis dat de verschillen tussen de ‘nieuwe’ en ‘oude’ kermis niet zo groot waren. De kermis van toen was wel romantischer en niet zo technisch. Wel had je toen de rariteitenkabinetten: de vrouw met de baard, het kalf met zes poten, het varken met twee koppen, en de zeemeermin en de dikke dame. Aangaande de losse zeden konden ouderen eveneens sappige verhalen vertellen. “Veel jongelui, ook de knechten en de meiden, kwamen soms pas ‘s morgens tegen melkestijd thuis. Het kon er Breugeliaans aan toe gaan”.

Niek de Maagd herinnerd zich de kermis van de jaren 30: “Het was dan de hele week een drukte van belang met luidklinkende, opgewekte muziek van o.a. Rodgers en Hammerstein. Vrolijke mensen die wat geld hadden, konden het hier weer uitgeven en zich amuseren. Dit was een prachttijd voor opa’s café. Gedurende die tijd verdiende hij goed. Hij was bekend en goede maatjes met veel kermispersoneel, zoals Vermeulen van ‘t Vrolijke Rad, de Cakewalk, de Steile Wand, Scheepjesschommel, Zweefmolen en Theater Mullens. Daarom kregen mijn broer en ik nogal eens een vrijkaartje en één of twee keer een abonnement voor een of meer attracties.”

Kermisondernemingen vonden de band tussen de kermis en jaarmarkt onvoordelig. De Gorcumse kermis was vergeleken met andere kermissen laat in het jaar waardoor de exploitanten hun personeel lang moesten aanhouden. Ook vonden ze dat de kermis nu plaatsvond in meestal koud en guur weer. De gemeente bleef erbij dat kermis en najaarsmarkten onafscheidelijk waren. Op basis van financiële argumenten besloten ze in 1948 tot een marginale vervroeging: de kermis eindigde op de 2e dag van de najaarsmarkt. De financiële voordelen bleven uit waardoor in 1953 de klok weer teruggedraaid werd tot voor 1948: de kermis begon weer de 1e zaterdag voor de St. Maartenmarkt. Zo wordt de geschiedenis van de Gorcumse kermis vooral bepaald door de vraag wanneer, waar en voor hoelang en wat zijn de financiële gevolgen?

De ongunstige weersomstandigheden van de Gorcumse kermis gaven in de jaren 60 aanleiding tot het idee om de kermis te verschuiven naar een beter jaargetijde en het te koppelen aan de vakantiefeesten, de zgn. zomerkermis ontstond. De najaarskermis bleef weliswaar bestaan en was door de jaren heen op verschillende plekken te vinden: op de Kalkhaven en de Vismarkt, de Grote Markt en de Groenmarkt, de Blijenhoek en het Kazerneplein. Andere argumenten om de kermis steeds meer te vervroegen waren: een betere aansluiting op de Bredase kermis – voordeel voor de exploitanten - en het niet zo dicht op St. Nicolaas zitten – voordeel voor de middenstand. Vervroeging vanwege schoolvakanties was eveneens een rede. Brandveiligheid en verkeersproblemen leiden in 1973 tot het voorstel om de najaarskermis van de Grote Markt, Groenmarkt en Kalkhaven te verplaatsen naar het Kazerneplein en de Blijenhoek. De verplaatsing naar het Kazerneplein gebeurd pas in 1976 door de reconstructie van de Blijenhoek.

Het kermisfeest werd altijd onderbroken door de zondag want dat was rustdag, vooral in Gorinchem. De Bovak, de bond van kermisbedrijfhouders, deed een beroep op Gorinchem om de zondag voor de kermis te winnen. Gorinchem was volgens de bond een van de weinige gemeenten die in 1976 nog een openstelling tegenhield. Het verzoek werd afgewezen. De gemeente gaf aan dat de tijd er nog niet rijp voor was. En dat is nu nog zo. Wel mogen de exploitanten tegenwoordig op zondag de kermis afbreken.

In 1982 onderzocht de gemeente of de zomer en najaarskermis niet gecombineerd konden worden. De zomerkermis die voor 3 weken in juli plaatsvond werd om beurten georganiseerd door de plaatselijke kermisexploitanten Fa Stuy-de Haan en de Fa Lahnstein. De najaarkermis die 5 dagen duurde werden toen alweer enige jaren georganiseerd op het Kazerneplein. De directeur gemeentewerken, die adviseerde, was van mening dat beide kermissen een bestaansrecht hadden ook al vond hij dat een van die twee nauwelijks de naam kermis mocht dragen. In 1987 wordt uiteindelijk besloten tot 1 kermis, de najaarkermis. Deze blijft i.v.m. bebouwingsplannen van het Kazerneplein tot 1997 daar. Sindsdien wordt het kermisfeest, dat elk jaar nog spectaculairder wordt, gehouden op de Grote Markt en Groenmarkt.

advertentie
advertentie