De familie Van Vriesland werd op 26 september 1942 gearresteerd en korte tijd later vermoord
De familie Van Vriesland werd op 26 september 1942 gearresteerd en korte tijd later vermoord Herinneringskamp Westerbork

Jodenvervolging in Gorcum 1940-1945 (deel 2)

21 oktober 2021 om 10:17 Historie

GORINCHEM Sinds 3 jaar verdiept Sjaak Kouwenhoven zich in personen en gebeurtenissen uit de regio die een (belangrijke) rol speelden tijdens WO II, maar die de (regionale) geschiedenisboeken niet hebben gehaald. ,,Het is mijn streven deze ‘vergeten' mensen een gezicht te geven door onder meer verhalen in De Stad Gorinchem te publiceren. Opdat wij niet vergeten.”

ANTI-JOODSE MAATREGELEN

Hoe kon het dat in Nederland en in Gorcum zo’n hoog percentage joden werd opgepakt en vermoord? Gorcum was geen uitzondering in het verhaal van de jodenvervolging.
Al in 1940 moesten alle ambtenaren een verklaring ondertekenen dat ze niet joods waren.
Dit was de Ariërverklaring. In 1941 werden de joden onder hen ontslagen.

Saartje van Straten, onderwijzeres aan de openbare lagere school, moest afscheid nemen van haar leerlingen. De vroedvrouw Lea Meijer-den Hartog, opzichter De Vries bij Rijkswaterstaat en andere overheidsdienaren ondergingen hetzelfde lot. De drie joodse huisartsen mochten geen niet-joodse patiënten meer behandelen.
Het jaar 1941 begon met de registratie: alle joden moesten zich tegen betaling als jood laten registreren.

MASSAMOORD Bij alle anti-Joodse maatregelen dient men ook te beseffen, dat de Duitsers alle middelen gebruikten om de Nederlandse autoriteiten (en de joden zelf) te misleiden omtrent hun werkelijke bedoelingen. Men sprak over arbeidsinzet, verplichte tewerkstelling, emigratie terwijl het uiteindelijke doel, zoals we nu weten, massamoord was. 

Joden moesten al hun geld en waardepapieren afdragen aan de Duitse roofbank Lippmann, Rosenthal&Co te Amsterdam

Het werd de joden verboden om niet-joods personeel in dienst te hebben en omgekeerd mochten Nederlanders geen joden meer in dienst hebben. Eigenaars van joodse zaken of bedrijven moesten zich melden en al hun bezittingen laten registreren. De meeste joodse zaken kregen daarop een zogenaamde ‘Verwalter’ of beheerder aangewezen, die onmiddellijk de leiding van het bedrijf overnam. De joodse eigenaar werd verboden zijn eigen zaak nog te betreden. Joden en niet-joden mochten niet bij elkaar op bezoek komen.
Joden moesten al hun geld en waardepapieren afdragen aan de Duitse roofbank Lippmann, Rosenthal&Co te Amsterdam.

Het werd Joden al in het voorjaar van 1941 verboden cafés, restaurants, bioscopen, zwembaden, plantsoenen en andere voor het publiek toegankelijke gelegenheden te bezoeken.


ARRESTATIE In Gorcum kreeg burgemeester Van Rappard de opdracht deze verordeningen uit te voeren. Ook alle scholen kregen van hem een schrijven, om op zeer korte termijn een lijst met namen van joodse leerlingen op te maken. Alleen de heer Groen, directeur van de Christelijke Kweekschool, weigerde om principiële redenen inlichtingen te verschaffen. De heer Van Rappard meldde deze weigering aan het Departement. Enige tijd later werd de heer Groen gearresteerd en als gijzelaar opgesloten. Of er een verband kan worden gelegd tussen de weigering van de heer Groen en latere arrestatie valt niet te bewijzen.
Om alle maatregelen te kunnen controleren en joden van niet-joden te kunnen onderscheiden, werden zij vanaf mei 1942 verplicht om op de linkerborst, goed zichtbaar, een gele zeskantige ster te dragen, met de inscriptie ‘JOOD’.

(tekst gaat verder onder afbeelding)


Het werd Joden verboden o.m. cafés, restaurants, bioscopen, zwembaden en plantsoenen te bezoeken.- Museum Rotterdam

KLOPJACHT Na de geleidelijke verwijdering van de joden uit het openbare leven, begon in het jaar 1942 in verschillende gemeenten de klopjacht op de joodse inwoners. Met betrekking tot de uitvoering van opdrachten van Duitse instanties tot arrestatie, transport en voorgeleiding van joden, gijzelaars en andere personen kwam eind oktober een circulaire binnen bij de gemeente, ter attentie van de burgemeester en de commissaris van politie. In reactie op de circulaire antwoordde de commissaris van politie dat reeds een paar maal joden door rechercheurs van de Sipo (Sicherheitspolizei) waren gearresteerd die door ambtenaren van de Gorcumse politie waren overgebracht naar Amsterdam. Het transport geschiedde per huurauto en de kosten daarvan moesten volgens de rechercheurs ten laste van de gemeente worden gebracht. Beleefd vroeg de commissaris zich af of dat inderdaad het geval was. Het antwoord kwam een jaar later, toen de gemeenten de mogelijkheid kregen de transportkosten op te geven. De commissaris-generaal voor financiën en economische zaken had bepaald dat de N.V. Lippmann, Rosenthal&Co de vorderingen moest voldoen. Hiermee betaalden de joden dus hun eigen deportatie.

FAMILIE VAN VRIESLAND De familie Van Vriesland werd op 26 september 1942 gearresteerd en korte tijd later vermoord. Vader Jacques van Vriesland had eerder via een schijnoverdracht de woning overgedaan aan zijn administrateur om te voorkomen dat de woning in de handen van de Duitsers zou vallen. Dit onderwerp wordt uitvoerig beschreven in het boek van Van Rappard ‘Hoe was het ook weer?’
De heer Van Vriesland verscheen, vergezeld van zijn administrateur, op het spreekuur van de burgemeester. Beiden vertelden de burgemeester dat zij zich na zijn spreekuur naar notaris Brouwer zouden begeven, om daar de onroerende goederen van de heer Van Vriesland in eigendom over te dragen aan de administrateur. Maar zij wilden de burgemeester - in wie zij beiden een onbegrensd vertrouwen stelden - ervan verwittigen dat deze overeenkomst een schijnovereenkomst betrof. Als er na de oorlog eventueel moeilijkheden zouden komen, zouden zij op deze manier over een betrouwbare getuige beschikken, die onder ede zou kunnen bevestigen dat het hier om een schijnoverdracht ging. En dan kon na de oorlog de zaak zo weer worden teruggedraaid.

(tekst gaat verder onder afbeelding)


Vanaf mei 1942 werden joden verplicht om een jodenster op de linkerborst te dragen - Collectie JHM

Na de oorlog trachtte de enige erfgename van de heer Van Vriesland, te weten zijn zuster, de onroerende goederen weer in familiebezit terug te brengen. De administrateur weigerde deze bezittingen goedschiks terug te geven. De zuster van de heer Van Vriesland spande vervolgens een procedure aan. De affaire werd destijds in de kleine stad uitgebreid besproken.
Helaas hebben deze geruchten de oud-burgemeester blijkbaar nimmer bereikt. ,,Had ik hiervan geweten, dan zou ik me zeker gemeld hebben”, zo verklaart hij. Hij schrijft dan verder dat de rechter de aanspraken inzake teruggave van de onroerende goederen niet wilde erkennen. Dit omdat de zus van de heer Van Vriesland niet over een getuige beschikte die haar beweringen kon bevestigen. Toen de heer Van Rappard veel later van deze procedure hoorde, zo schrijft hij, was het te laat. Het vonnis was onherroepelijk geworden.

De erfgename, mevrouw de weduwe Brommet – van Vriesland is in 1988 op hoge leeftijd in armoede overleden.

Sjaak Kouwenhoven