Afbeelding
Jos Huibers
Vanaf de Wal

Suikertaks

9 januari 2022 om 16:45 Column

Op de westzijde van de stad gelegen Gorcumse wallen, daar waar kolossale bomen vier rijen dik het Merwedekanaal flankeren, daar waar het hoogzomers lommerrijk toeven is, daar dus, kuier ik met het hondje achter twee, als dame uitgedoste vrouwen, die beiden de middelbare leeftijd al een tijdje voorbij zijn. De een is slank, erg slank - mijn moeder zaliger, die zelf van een hapje hield, zou haar graatmager genoemd hebben, maar zo noemde ze iedereen, die dunner was dan zijzelf - haar ranke benen zijn gestoken in opvallend oranjegekleurde sneakers van een chique merk. De ander is een beetje mollig, volslank als het ware. Onder de modieuze waterafstotende jagersjas draagt zij bruine rubberlaarzen met gesp. Het tempo van hun dagelijkse wandeling is van een afwijkende soort. Ze lopen iets te snel om ze achteloos in te halen, maar ook weer zo langzaam, dat ik regelmatig even de pas in moet houden, ook als het hondje niet moet plassen.

‘Het is toch ongelooflijk’, zegt de slanke, met een nadruk op elk der lettergrepen, ‘dat in nota bene de sportstad van het jaar 2021, Gorinchem dus, de mensen zwaarder zijn dan in de rest van Nederland. En dan vooral de mannen natuurlijk. Het is toch werkelijk niet te geloven’. Zulks terwijl ze de Schots geruite wikkelrok met gesp herschikt rond haar slanke dijen. ‘Ik heb het gelezen in het stadsblad’, zegt de ander, de volslanke, ‘ik kon mijn ogen niet geloven. Ik heb het Herman zelfs voorgelezen, van begin tot eind, zo ontdaan was ik ervan.’ ‘En dat willen ze nu dus bestrijden met het invoeren van een suikertaks’, zegt de slanke weer, terwijl de oranje sneakers even inhouden, ‘dus dan wordt alles waar suiker in zit een dubbeltje duurder en groente en fruit en dergelijke worden dan een dubbeltje goedkoper’.

‘Daaraan kun je dus zien, dat we een dagje ouder worden’, grinnikt de rubberlaars, ‘ de tijd van het dubbeltje ligt immers ver achter ons’. Daar moeten ze erg om lachen, beschaafd, dus niet uitbundig maar met een hand voor de gestifte mond.’

‘Ik denk niet dat dat helpt hoor, zo’n dubbeltje. Het is toch een verslaving immers, suiker, de mensen kunnen er niet meer zonder. Net als het glaasje wijn. Je kan er van alles van krijgen, maar daar denk je toch niet aan als je zit te genieten. Bovendien zit het natuurlijk ook in het genenpakket. Ik bedoel, jij hebt makkelijk praten, jij kan eten wat je wilt, maar er komt geen grammetje bij, terwijl ik, al honger ik mij welhaast dood, ik blijf een kilootje te zwaar. Net als mijn moeder, precies hetzelfde’. En dan, na een korte stilte, als ware het dat ze het slechts met moeite prijsgeeft, ‘En mijn vader, die ook. Eerlijk is eerlijk”.

‘Hou alsjeblieft op over die man’, roept de dunne vriendin ontdaan, ‘Wat die man jou heeft aangedaan.’ Ik spits de oren om te vernemen over het familieleed in dergelijke kring. Daar ben en blijf ik toch nieuwsgierig naar. Ze staan stil nu, vrij plotseling. Ik bots bijna tegen ze op. Ik kijk zo achteloos mogelijk naar de lucht en vervolgens naar het hondje, dat mij dom en vragend aankijkt.

‘Is er iets meneer’, klinkt het bits. De magere. ‘Nee hoor’, zeg ik schijnheilig. ‘Zou u dan door willen lopen, als het u belieft. Dan kunnen wij onze dagelijkse training ongestoord en in ons eigen tempo voortzetten’. ‘Zo is dat’, zegt de stevige. Van voren oogt ze zwaarder dan van achteren. ‘Maar natuurlijk dames’, zeg ik vrolijk.

‘Het zou u sieren, als u ook wat meer zou lopen, stevig wandelen dan en niet in zo’n slakkengangetje. U bent te dik’, zegt de dunne, haar blik indringend op mijn buik gericht, ‘net als bijna alle mannen’. ‘Zo is dat’, zegt de stevige weer. ‘Dames’, antwoord ik vriendelijk, ‘dat is voorwaar het genenpakket. U had mijn moeder moeten zien, om over mijn vader maar te zwijgen. Ik bedoel, al wandel ik mij welhaast dood, de buik blijft een kilootje te zwaar.’ Op beider gelaat verschijnt een mengeling van onthutsing en verontwaardiging. ‘Waar bemoeit u zich mee’, briest de magere. ‘Zo is dat’, zegt de mollige. ’Ik wens u een prettige training verder’, zeg ik en loop door, met stevige pas, het hondje meeslepend aan de riem. Wat de vader de stevige heeft aangedaan? We zullen het nooit weten.

Jos Huibers

jos.huib@icloud.com