Een jonge beeldhouwer in oorlogstijd

22 december 2009 om 00:00 Nieuws

Marcus Ravenswaaij werd op 11 juni 1925 geboren in een bovenwoning aan de Oude Lombardstraat. Zijn vader was de Gorcumse kunstschilder Huibert Antonie Ravenswaaij (1891-1972). Een jaar later verhuisde het gezin naar de Boerenstraat. Tijdens zijn kleuterjaren vergezelden Marcus en zijn jongere broertje hun vader op wandelingen door de natuur, en begon Marcus zijn eerste beeldjes te maken van klei uit slootkanten, waar vaak tijdens het boetseren de wormen nog uit kropen. Hij was erg geïnteresseerd in biologie, en koos vooral onderwerpen uit de natuur. Toen duidelijk werd dat hij talent had voor boetseren, liet zijn moeder goede boetseerklei komen, en hoefde hij zich niet langer te behelpen. Het gezin verhuisde in 1933 naar de Vissersdijk, van waar Marcus nog sneller op de stadswal en in de polders kon zijn om dieren en insecten te vangen, die vervolgens mochten poseren voor zijn beeldjes. Deze beeldjes liet hij afbakken in de steenfabriek.

‘Zekerheden bestonden niet meer voor een jongen van 14 jaar.’ GORINCHEM - Het is niet eenvoudig om in Gorinchem een stuk te gaan wandelen zonder een werk van de Gorcumse beeldhouwer Marcus Ravenswaaij (1925-2003) tegen te komen. Denk bijvoorbeeld aan de zalmvisser op de stadsmuur bij het Dalempoortje, de winkelende vrouw op de Koningin Wilhelminalaan of de Shetlandpony in het Van Andelpark. Maar het werk van Ravenswaaij is niet alleen in Gorinchem te vinden, maar in talloze steden en dorpen, in Nederland en ver daarbuiten, onder andere in Duitsland, Engeland, België, Luxemburg, Canada en de Verenigde Staten. Marcus Ravenswaaij woonde van zijn geboorte in 1925 tot 1980 in Gorinchem; daarna verhuisde hij naar Hoogblokland. Door Viorica van der Roest

Marcus doorliep na de lagere school de HBS in Gorinchem, grotendeels tijdens de Tweede Wereldoorlog, en ging na de oorlog naar de Academie voor Beeldende Kunsten te Rotterdam. Hier studeerde hij af in 1949. Daarna vestigde hij zich als vrij kunstenaar te Gorinchem. Van 1957 tot 1975 was hij stadsbeeldhouwer van Gorinchem. In deze tijd maakte hij veel beelden en gevelstenen, die nog steeds allemaal te zien zijn, her en der door de stad verspreid. Hij werd ook buiten Gorinchem steeds bekender, en maakte veel beelden, reliëfs en gevelstenen in opdracht van het Rijk, gemeenten, onderwijsinstellingen, bedrijven, banken en particulieren. In 1971 trouwde hij met de beeldhouwster Marijke Deege. Marcus Ravenswaaij overleed in 2003 te Hoogblokland, 77 jaar oud.

In de Tweede Wereldoorlog woonde het gezin Ravenswaaij in de Molenstraat, in de Lutherse pastorie. Toen de oorlog begon, was Marcus bijna 15 jaar oud. In het boek Marcus Ravenswaaij. Beeldhouwer van nature. Zijn leven, zijn werk, dat in 2008 verschenen is, staan een aantal herinneringen aan de oorlog, die Marcus in de jaren voor zijn overlijden zelf heeft opgeschreven. Hier volgt een selectie uit deze herinneringen.

Oorlog

*,,Weer was ik vroeg opgestaan, de zon scheen, maar 10 mei 1940 leek alles heel anders: andere geluiden, een nerveuze stemming op straat, mensen stonden te praten. Ik voegde mij daarbij en hoorde toen dat Nederland in oorlog was met Duitsland. Wat dat betekende zou mij later duidelijk worden. Veel plannen konden de eerste tijd geen doorgang vinden. Zekerheden bestonden niet meer voor een jongen van 14 jaar.”*

Als in 1943 de HBS gesloten wordt, gaat Marcus een avondopleiding Franse, Duitse en Engelse handelscorrespondentie doen. Voedsel wordt dat jaar steeds schaarser.

1943

*,,Het leven veranderde geleidelijk, producten werden schaarser en slechter. Aan de deur kwamen nog steeds de bakker, slager en groentevrouw. Dat was meer uit gewoonte, want hun aanbod en assortiment werd steeds kleiner. Ook de ovens waarin aardewerk werd gebrand, konden vaak niet gestookt worden, omdat er geen brandstof was. De Glasfabriek in Leerdam heeft toen een paar keer werk gebakken, hoewel zij daar niet op ingericht waren. Het transport van de beeldjes van gedroogde klei ging altijd in de zijtassen van mijn tweedehands fiets met slechte banden. Het was in ieder jaargetijde een prachtige tocht langs de Linge, maar hoofdzaak was de beeldjes onbeschadigd in de oven te krijgen.

Ons gezin woonde in een gevarieerd landschappelijk gebied, bestaande uit het rivierengebied en grasland met veeteelt, maar ook landbouw, aardappelen, voeder- en suikerbieten, tarwe, haver en bonen, belangrijk voor de voedselvoorziening van mens en dier. Wij hadden relaties in al die takken van producent tot groothandelaar. Toen grote drommen mensen door de honger gedreven hier was eetbaars voor zichzelf en hun familie hoopten te vinden, waren de bronnen snel geslonken en uitgeput. Wij, vertrouwend op onze relaties, visten achter het net. Alles was overal weg, geruild voor trouwringen, soms werd uit deernis spontaan geschonken, maar dat waren uitzonderingen. Op een adres zeiden de zonen van een boer mij: ‘Wij wachten tot we de aardappelen per stuk kunnen verkopen!’”*

Wanneer Kerst 1943 nadert, gaan Marcus en zijn zusje op de fiets naar een eendenkooi tussen Asperen en Herwijnen, waar ze hopen een eend te kunnen krijgen voor het Kerstmaal. Ze worden hartelijk ontvangen door de kooiker, Toon Versluis, en zijn vrouw, en vertrekken uiteindelijk met vier wilde eenden in hun fietstassen. Dit bezoek is het begin van een lange vriendschap tussen Marcus en Toon Versluis. Marcus combineert een bezoek aan Toon Versluis vaak met het wegbrengen of ophalen van beeldjes, die in de steenoven in Heukelum worden afgebakken. Hij maakt in die tijd ook enkele beelden van Toon Versluis en de mensen die hij bij de kooiker thuis ontmoet.

Het gezin Ravenswaaij wordt geëvacueerd naar een ander stadsdeel van Gorinchem. Marcus blijft beeldjes maken, van klei en van hout, die hij soms kan verkopen, bijvoorbeeld aan een kunsthandel in Utrecht.

Beeldhouwen in hout

*,,Tijdens de oorlog was er voor mij veel gelegenheid me in het beeldhouwen in hout te bekwamen. Het was niet moeilijk geschikt hout te bemachtigen. Er was een grote houtzagerij in Gorinchem gevestigd, die vooral beschikte over inheemse houtsoorten. Mijn vader kende de directie goed als jeugdvrienden. Daarbij werkte de broer van mijn moeder daar in een wat nederiger positie.

Bij restauratiewerkzaamheden en sloop kwamen vaak prachtige oude eiken balken vrij. Maar een nadeel was dat er bijna altijd boktorlarven in het hout hun gangen hadden gegraven of dat je al werkend een levende larf tegenkwam. Soms moest ik veel hout weghakken om tot de vorm te komen. Dat kostte veel tijd en daarom liet ik bij de Grunt, een plaatselijke aannemer-timmerman, het hout onder de lintzaag voorbewerken.”*

Zo lukt het de jonge kunstenaar ondanks de schaarste toch om aan materiaal te komen waar hij beelden van kan maken. Maar tegelijkertijd wordt de oorlog grimmiger. Op 4 november 1944 schiet het Duitse afweergeschut vanaf de stadswal een geallieerd vliegtuig neer, en dit vliegtuig laat tijdens het neerstorten vier bommen op de stad vallen.

4 november 1944

*,,We sliepen met z’n zessen op de vloer in de achterkamer, waar we de matrassen hadden neergelegd. Dat leek veiliger bij luchtaanvallen. Op 4 november 1944 om 11 uur ‘s morgens (…) werden er vier bommen afgeworpen door een vliegtuig in nood. Van allerlei vloog door de lucht, stukken ijzer, hout, glas, dakpannen en bakstenen. Een enorme ravage en overal veel stof van rode baksteen. Eén steen en een zwaar ijzeren voorwerp sloegen tegen de tuinbank en beschadigden juist de plaats waar ik kort tevoren nog had gezeten. Zou ik nog geleefd hebben als ik daar wat langer had vertoefd?”*

Na de moeilijke winter van 1944-1945 volgt dan toch de Bevrijding op 5 mei 1945. Op de toren van de grote kerk wordt de Nederlandse vlag gehesen.

De aftocht van de bezetters

*,,Het leek erop dat de oorlog nu afgelopen was. De Duitsers moesten hun oorlogstuig inleveren en reden in hun karren bespannen met paarden naar Hoogblokland, waar de weilanden ruimte boden. Men zal wel over het hele land centraal hebben bepaald waar de ontmanteling plaatsvond. In deze streek was er geen echt feest, misschien ingehouden blijdschap, maar geen uitbundigheid. (…)De soldaten moesten hun uniform uittrekken. Vanaf de weg was het voor de nieuwsgierige bevolking met enige moeite te volgen. Een verwarde tijd volgde, er werd druk gejaagd op mensen, die zich aan arrestatie wilden onttrekken en daarom op de vlucht waren. Die groep bestond uit een grote mengeling van collaborateurs en Duitsers en van gedeserteerde soldaten met wapens tot bang gemaakte zwarthandelaars. Eén Duitse soldaat in zo’n groep had gescheurde lippen van de dorst, hij vroeg smekend aan een boer om een glaasje water. De jonge boer grijnsde en zei dat hij moest oprotten.”

Aangehouden

,,Na lange tijd wilde ik wel weer eens bij Toon Versluis gaan kijken. Met een bevrijd gevoel fietste ik over de dijk naar Asperen en genoot van het mooie weer en de lentebloemen op de dijkhelling. De stilte werd doorbroken door het geluid van zware motoren. Er kwam een motorrijder voor mij rijden, die zijn snelheid temperde en mij dwong te stoppen. Ik merkte dat ook naast en achter mij motorpolitie mij ingesloten had. (…) Het was een benauwend moment, want wat wilden zij van mij? Je hoorde allerlei verhalen over mensen die bij controles meegenomen waren en pas werden vrijgelaten nadat gebleken was dat hen niets ten laste kon worden gelegd. Mijn identiteitsbewijs werd langdurig bekeken. Op mijn beurt had ik ook de gelegenheid de mannen wat nader te bekijken en merkte ik op dat zij tot de politie behoorden. ‘Ravenswaaij?’, zei diegene die nog steeds mijn identiteitsbewijs in handen had. ‘Dat ben ik.’ ‘Is jouw vader dan de kunstschilder en heet jouw moeder Rozina Walraven?’ ‘Dat is juist’, antwoordde ik. ‘En ik ben hun zoon Marcus.’ De onderzoekende trekken waren helemaal verdwenen uit het al wat oudere politiegezicht. ‘Dan heb ik jouw moeder als meisje goed gekend, hoe gaat het met haar?’ Ik zei maar van goed, ze was flink afgeslankt door allerlei tekorten. Hij moet prettige herinneringen aan mijn moeder hebben gehad, dacht ik. Hij raakte in een jolige bui en ik kreeg chocola en sigaretten en het verzoek thuis de groeten over te brengen van Kraaijeveld. Vervolgens keerden zij weer terug naar hun post boven in de toren van Asperen.”*

Na de Bevrijding neemt het leven langzaam weer haar gewone gang, en Marcus gaat naar de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam. Er wacht hem een vruchtbaar leven als vrij kunstenaar in het bevrijde Nederland.

* Passages uit Marcus Ravenswaaij. Beeldhouwer van nature. Zijn leven, zijn werk overgenomen met toestemming van de uitgever. Het boek Marcus Ravenswaaij. Beeldhouwer van nature. Zijn leven, zijn werk (2008, ISBN 978-90-9023191-4) is uitgegeven door Unique Sculptures te Hoogblokland en is te bestellen in de boekhandel of via info@uniquesculptures.nl

advertentie
advertentie